Deze bijdrage is een samenvatting van een uitgebreid werkje dat door Wim De Ridder werd geschreven met als titel: “ de Cure van Mosenghem “ . Wie er meer wenst over te weten, kan de volledige tekst opvragen bij de auteur  “ Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien. “.

De pastorij, soms ook “pastorie” genoemd, is van oudsher de verblijfplaats van de dorpspastoor. Soms wordt ook het woord “cure” gebruikt, een oud Nederlands woord afkomstig uit het Latijn “cura” wat betekent “zorg”. Ook het Franse woord Cure is afgeleid van hetzelfde Latijnse “Cura”.

Uiteraard zijn het ontstaan en de evolutie van de pastorijen nauw verbonden met de geschiedenis van de parochies en de kerken waartoe zij behoorden.  De parochie van Onze Lieve Vrouw Boodschap van Meuzegem is een  oude  parochie die waarschijnlijk reeds bestond voor de 9e eeuw en werd gesticht vanuit de moederparochie Ossel.  De eerste schriftelijke bron waarin sprake is van de parochie Meuzegem is een schenkingsakte van 1112 waarbij de parochie werd overgedragen aan de abdij van Dielegem, een Norbertijnerabdij gelegen te Jette die tot aan de Franse Revolutie het wel en wee van de parochie zou bepalen en vooral instaan voor de aanstelling van de pastoors die meestal Kannuniken-Witheren  van de abdij waren, niet alleen voor de parochie Meuzegem maar ook van de drie andere parochies van Wolvertem ( Wolvertem-Centrum, Rossem en Imde ).

De parochie was niet onbemiddeld.  Bij de schenking van 1112 werden nogal wat materiële voordelen bedongen door de abdij van Dielegem zodat de residerende pastoors konden genieten van een aanzienlijk jaarlijks inkomen afkomstig uit de opbrengsten van de landerijen van de parochie. Een aanstelling in de parochie Meuzegem werd in die tijd dan ook  nogal eens  verleend aan priesters van adellijke afkomst. Een groot aantal van hen bracht het later tot abt of prior van de abdij. Dit had tot gevolg dat de woning van de pastoor ingericht werd overeenkomstig het belang en de rijkdom van de parochie.  Het huidige gebouw is dan ook maar een fractie meer van het vroegere complex: hoofdgebouw, stallingen, koetshuis, paardenstal, tiendenschuur, pastorietuin en boomgaard. 

Hoe oud is de pastorij?


 Het huidige gebouw is gedateerd 1733 maar waarschijnlijk is het gebouw heel wat ouder.  Mogelijk reeds voor 1294 stond op deze plaats een woning met aanhorigheden die gebruikt werd door de priesters van de abdij van Dielegem die er in de week en ’s zondags de mis kwamen lezen. Het gebouw werd in 1565 in as gelegd en werd 2 jaar later in 1567 hersteld door pastoor Coudenberghe.   Het einde van de zestiende eeuw  was een heel woelige periode en opnieuw werd het gebouw verwoest, waarschijnlijk door vrijbuiters, afgedankte en onbetaalde soldaten waarvan de legereenheden het land reeds hadden verlaten.  Aangezien de toenmalige pastoor Joannes Van Wassenhove niet over voldoende fondsen beschikte om tot herstelling over te gaan, ging hij in de kerk wonen.  Het is pas door zijn opvolger, pastoor Joannes Booms, dat de wederopbouw werd aangepakt in 1609. Bij een “visitatie” door de landdeken ( een regelmatige controle op de werking van de parochie ) wordt de waarde van de pastorij in 1617 geschat op 400 Florijnen.

Op het einde van de 17 e eeuw verschijnen de  eerste landkaarten van ons dorp.  In het kaartboek van de abdij van Grimbergen ( 1690 ) kan men duidelijk  onderaan de pastorij en de tiendenschuur zien, bovenaan het Hof te Meuzegem of Hof van Pitsenburg en in het midden de kerk.

   


De volgende mijlpaal is 1733.

  Waarschijnlijk werd in dat jaar een grondige  verbouwing doorgevoerd, met behoud van de bestaande gevels, kelder en dakconstructie. Uit die periode dateren waarschijnlijk ook de muurschilderingen die bij de restauratie werden ontdekt in drie van de leefruimtes.

  

De pastorij van Meuzegem beschikte  in die tijd ook over een wagenhuis met aanhorigheden, een koets en twee paarden zoals blijkt uit een rekening van 1758.   
De laatste grote herstelling gebeurde in 1866 toen het gebouw zijn huidig uitzicht kreeg.

Iets meer over enkele merkwaardige bewoners van de pastorij.

De oudst bekende pastoor blijkt Petrus Segers te zijn, overleden op 12.03.1464. Zijn naam wordt vermeld in een akte van 1458 waaruit blijkt dat hij gronden in erfpacht had en waarschijnlijk zelf gebruikte. In de kerkrekeningen van de parochie vinden we tot lang na zijn dood vermeldingen van jaargetijden die voor hem werden opgedragen.

Tussen 1526 en 1537 was Joannes de Teugele onze pastoor.  Hij was tevens beheerder van de goederen van de familie de Merode, Heren van Wolvertem en eigenaars van het kasteel van Imde. In 1537 werd hij tot 36ste abt van Dielegem gekozen.  Van hem is een afbeelding bewaard op een schilderij “ De triptiek van Dilighem” van de hand van Joannes van Dornicke, alias “ de meester van 1518”.

  

In 1565 werd Livinus de Coudenberghe pastoor.

 Hij stamde af van een adellijke Brusselse familie en werd in 1574 tot 39ste  abt van de abdij gekozen. Waarschijnlijk met zijn eigen vermogen bouwt hij de pastorij terug op en voorziet ze van een inboedel

In 1682 werd Henricus Huys pastoor en wel tegen “ zijn eigen wil “ – zo vermeldt de landdeken in zijn visitatieverslag. 

  

Niettemin kreeg hij van de abt een jaarlijkse toelage van 600 florijnen omdat hij tevens leraar filosofie en theologie was. In 1689 werd hij tot 46ste abt van Dielegem gekozen, herbouwde er de abdijkerk , de bibliotheek, de refter en de boomgaard.